Hymnen
Hoe vaak had ik honger, dat mijn natuur verlangde naar eten. Maar ik at niet, zodat ik waardig zou worden voor de genade die bewaard is voor zij die vasten.
Mijn modderige natuur eist een besproeiing met water, maar ik liet het uitdrogen, zodat het wordt bespoelt door de dauw van het Paradijs.
Mijn gedachten werden een altaar en mijn wil werd een priester. Zoals een puur zuiver lammetje heb ik mijzelf geofferd en aangeboden als offer.
Mijn broeders, de vlam van het vuur dat in mijn organen was aangestoken, heb ik geblust met Gods bloed, zodat het mij niet zal verbranden.
Vanaf mijn jeugd tot aan mijn oudere dagen, heb ik, Heer, Uw juk gedragen. En ik heb elke dag tot aan het einde der dagen in blijdschap ononderbroken gewerkt.
ܟܶܦܢܶܬ ܟܡܳܐ ܙܰܒܢܺܝ̈ܢ: ܕܰܟܝܳܢܝ̱ ܬܳܒܰܥ ܗܘܳܐ. ܘܶܐܬܟܠܺܝܬ ܘܠܳܐ ܐܶܟܠܶܬ: ܕܶܐܫܬܘܶܐ ܠܗܰܘ ܛܽܘܒܳܐ. ܕܰܢܛܺܝ̣ܪ ܠܨܰܝ̈ܳܡܶܐ܀
ܡܰܝ̈ܳܐ ܠܫܳܩܽܘܬܳܐ: ܬܰܒܥܰܢܝ̱ ܟܝܳܢܝ̱ ܛܺܝܢܳܐ. ܘܰܐܪܦܺܝܬܶܗ ܕܢܺܐܒܰܫ: ܕܢܺܐܙܰܠ ܢܶܬܦܰܪܦܰܥ. ܒܛܰܠܶܗ ܕܦܰܪܕܰܝܣܳܐ܀
ܡܰܕܒܚܳܐ ܗܘܳܐ ܪܶܥܝܳܢܝ̱: ܘܟܳܗܢܳܐ ܗܘܳܐ ܨܶܒܝܳܢܝ̱. ܘܰܐܝܟ ܐܶܡܰܪ ܕܰܟܝܳܐ. ܕܶܒܚܶܬ ܐܶܢܳܐ ܠܰܩܢܽܘܡܝ̱. ܘܩܰܪܒܶܬ ܩܽܘܪܒܳܢܳܐ܀
ܢܽܘܪܳܐ ܕܫܰܪܝܳܐ ܗܘܳܬ: ܐܰܚܰܝ̣ ܒܗܰܕܳܡܰܝ̈. ܒܰܕܡܶܗ ܕܰܐܠܳܗܳܐ: ܕܰܥܟܶܬ ܓܰܘܙܰܠܬܳܗ̇. ܕܠܳܐ ܬܰܘܩܶܕ ܠܰܩܢܽܘܡܝ̱܀
ܡܶܢ ܛܰܠܝܽܘܬܝ̱ ܠܣܰܝܒܽܘܬܝ̱. ܢܺܝܪܳܟ ܫܶܩܠܶܬ ܡܳܪܝ. ܘܦܶܠܚܶܬ ܕܠܳܐ ܩܽܘܛܳܥ. ܟܽܠ ܝܽܘܡ ܚܳܕܝܳܐܺܝܬ. ܥܕܰܡܳܐ ܠܫܽܘܠܳܡܳܐ܀