Psalmen
Lof aan de Schepper van het licht. Looft, dienaren van de Heer, loof de Naam van de Heer.
De Naam van de Heer zij geloofd, van nu aan tot in eeuwigheid.
Vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat, zij de Naam van de Heer geloofd.
Verheven boven alle volken is de Heer, boven de hemelen is Zijn heerlijkheid.
Wie is als de Heer, onze God? Die zeer hoog woont, die zeer laag ziet, in de hemel en op de aarde?
Die de geringe opricht uit het stof, de arme verheft uit het vuil, om hem te doen zitten bij de edelen van Zijn volk;
De onvruchtbare laat hij wonen in het huis, een vrolijke moeder van kinderen.
ܫܽܘܒܚܳܐ ܠܒܳܪܽܘܝܶܗ ܕܢܽܘܗܪܳܐ. ܫܰܒܰܚܘ̱ ܥܰܒܕܰܘ̈ܗ̱ܝ ܕܡܳܪܝܳܐ. ܫܰܒܰܚܘ̱ ܠܰܫܡܶܗ ܕܡܳܪܝܳܐ܀
ܢܶܗܘܶܐ ܫܡܶܗ ܕܡܳܪܝܳܐ ܡܒܰܪܰܟ ܡܶܢ ܥܳܠܰܡ ܘܰܥܕܰܡܳܐ ܠܥܳܠܰܡ܀
ܡܶܢ ܡܰܕܢܳܚܰܘ̈ܗ̱ܝ ܕܫܶܡܫܳܐ ܘܰܥܕܰܡܳܐ ܠܡܰܥܪ̈ܳܒܰܘܗ̱ܝ. ܪܰܒ ܗ̱ܽܘ ܫܡܶܗ ܕܡܳܪܝܳܐ܀
ܘܪܳܡ ܥܰܠ ܟܽܠܗܽܘܢ ܥܰܡ̱̈ܡܶܐ ܡܳܪܝܳܐ ܘܥܰܠ ܫܡܰܝܳܐ ܐܺܝ̣ܩܳܪܶܗ܀
ܡܰܢܽܘ ܐܰܝܟ ܡܳܪܝܳܐ ܐܰܠܳܗܰܢ ܕܝܳܬܶܒ ܒܪܰܘܡܳܐ ܘܚܳܙܶܐ ܒܥܽܘܡܩܳܐ ܒܰܫܡܰܝܳܐ ܘܒܰܐܪܥܳܐ܀
ܡܪܺܝܡ ܡܶܢ ܩܺܩܰܠܬܳܐ ܠܒܳܝܫܳܐ ܕܢܰܘܬܒܺܝܘܗ̱ܝ ܥܰܡ ܪܰܘܪ̈ܒܳܢܶܐ ܕܥܰܡܳܐ܀
ܡܰܘܬܶܒ ܥܩܰܪܬܳܐ ܒܒܰܝܬܐ. ܘܶܐܡܳܐ ܕܰܒܢܰܝ̈ܳܐ ܟܰܕ ܚܳܕܝܳܐ: ܘܠܳܟ ܝܳܐܶܐ ܫܽܘܒܚܳܐ ܐܰܠܳܗܳܐ ܒܰܪܶܟܡܳܪܝ̱܀