Hymnen
Lof aan de goede die middels zijn liefde zijn glorie openbaarde aan de mensheid. Hij heeft uit aarde een welsprekend natuur geschapen en Hij versierde het met de ziel, welke een rijke schat is. Hij heeft het menselijke lichaam verstand gegeven, zodat de hele schepping een lofzang voor hem kan zingen. Kom, o welsprekende mensen, zing een lofzang voor hem, voordat we in de slaap van de dood vallen. Laat ons de dood herinneren in deze lange nacht, die onze monden stom zal slaan. De rechtvaardigen die in de nachten de wacht hielden, en die gestorven zijn, leven! En de kwaadwilligen die het geloof van hun Heer ontkenden, hoewel zij nog leven; zijn zij eigenlijk dood. Laten we ons verstand aanwakkeren naar gebeden en naar gezangen van de Heilige Geest. Laten we vrienden zijn van de wijze maagden die onze Heer hebben verheerlijkt. Dan zullen wij in die nacht, die de volkeren zal zal inspireren met ontzag, waakzaam de Bruidegom zien. Laat ons niet verdrinken in begeerten, zodat we zullen zingen op de dag van Zijn verrijzenis.
ܫܽܘܒܚܳܐ ܠܛܳܒܳܐ ܕܰܒܝܰܕ ܚܽܘ̣ܒܶܗ܆ ܓܠܳܐ ܬܶܫܒܽܘ̣ܚܬܶܗ ܠܰܒܢܰܝ̈ܢܳܫܳܐ. ܒܪܳܐ ܡ̣ܶܢ ܥܰܦܪܳܐ ܟܝܳܢܳܐ ܡܠܺܝ̣ܠܳܐ܆ ܘܨܰܒܬܶܗ ܒܢܰܦܫܳܐ ܡܳܪܰܬ ܓܰܙ̈ܶܐ. ܘܣܳܡ ܝ̣ܺܕܰܥܬܳܐ ܒܦܰܓܪܳܐ ܕܐ̱ܢ̈ܳܫܳܐ܆ ܕܟܽܠܳܗ̇ ܒܪܺܝ̣ܬܳܐ ܫܽܘ̣ܒܚܶܗ ܬܶܙܡܰܪܝ̱. ܬܰܘ݉ ܡܰܠ̈ܳܠܶܐ ܙܡܰܪܘ̱ ܠܶܗ ܫܽܘܒܚܳܐ܆ ܥܰܕܠܳܐ ܢܶܕܡܰܟ ܫܶܢܰܬ݂ ܡܰܘܬܳܐ. ܒ݉ܠܺܠܝܳܐ ܕܰܐܪܺܝ̣ܟ ܢܶܬܕܟܰܪ ܠܡܰܘܬܳܐ܆ ܕܒܳܠܶܡ ܠܦܽܘ̣ܡܰܢ ܘܰܡܫܰܬܶܩ ܠܰܢ. ܟܺܐܢ̈ܶܐ ܕܰܫܗܰܪܘ̱ ܒܠܰܝ̈ܠܰܘܳܬܳܐ܆ ܐܳܦ ܟܰܕ ܡܺܝ̣ܬܺܝܢ ܚܰܝ̈ܶܐ ܐܶܢܽܘ̇ܢ. ܘܒܺܝ̣̈ܫܶܐ ܕܰܛܠܰܡܘ̱ ܫܽܘ̣ܒܚܶܗ ܕܡܳܪܗܽܘ̇ܢ܆ ܘܳܐܦܶܢ ܚܰܝ݂ܺܝ݂̈ܢ ܡܺܝ̣̈ܬܶܐ ܐܶܢܽܘ̇ܢ. ܢ݉ܥܺܝ̣ܪܺܝ̣ܘܗ̱ܝ ܠܗܽܘܢܰܢ ܠܰܨܠܰܘ̈ܳܬܳܐ܆ ܘܰܠܙܽܘ̣ܡܳܪ̈ܶܐ ܕܪܽܘܚܳܐ ܕܩܽܘ̣ܕܫܳܐ. ܘܢܶܗܘܶܐ ܚܰܒܪ̈ܶܐ ܠܰܒܬܽܘ̣̈ܠܳܬܳܐ܆ ܚܰܟܺܝ̣̈ܡܳܬܳܐ ܕܩܰܠܶܣ ܡܳܪܰܢ. ܕܰܒܗܰܘ ܠܺܠܝܳܐ ܕܡܰܪܗܶܒ ܥܳܠܡ̈ܶܐ܆ ܟܰܕ ܥܺܝ̣ܪܺܝ̣ܢܰܢ ܢܶܚܙܶܝܘܗ̱ܝ ܠܚܰܬܢܳܐ. ܘܠܳܐ ܢܶܬܛܰܒܰܥ ܒܰܪ̈ܓܺܝ̣ܓܳܬܳܐ܆ ܘܢܶܙܡܰܪ ܫܽܘ̣ܒܚܶܗ ܒܝܰܘܡܳܐ ܕܕܳܢܰܚ܀